Verberg snelkoppelingen

Gehoorproblemen bij musici?

Dr. ir. Jan de Laat is als klinisch fysicus en audioloog verbonden aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en was tijdens de Kick-off van de samenwerking tussen het Gelders Fanfare Orkest (GFO) en hoorspecialist Beter Horen aanwezig in Apeldoorn. Hij houdt zich dagelijks bezig met het meten en door hulpmiddelen corrigeren van de gehoorfunctie, maar kijkt ook naar de psychologische en psychosociale aspecten van slechthorendheid en de hulp die daarbij kan worden geboden.

Bovendien is hij zelf ook muzikant; als hoboïst speelt hij in verschillende orkesten en ensembles. Wat weten we tot op heden over gehoorbescherming bij muzikanten, is er al veel onderzoek verricht?

Een groot aantal onderzoekers heeft de afgelopen decennia gegevens gepubliceerd over de limiet van de blootstellingsduur aan geluid en het geluiddrukniveau waarboven gehoorschade optreedt. De wet lawaaihinder maakt hier gebruik van: de werkgever moet gehoorbescherming aan de werknemer aanbieden als het lawaainiveau op de arbeidsplaats gedurende een 8-urige werkdag meer dan 80 dB(A) bedraagt. Als de blootstellingduur halveert mag het lawaainiveau 3 dB meer bedragen, dus bij 4 uur 83 dB(A) en bij 2 uur 86 dB(A). Dat geldt voor frequente (dagelijkse) lawaaiblootstelling.

Een adviesbureau heeft tien jaar geleden geluidmetingen verricht bij het toenmalige balletorkest en voor verschillende instrumenten vastgesteld wat de gemiddelde dagelijkse belasting is. De gemiddelde dagelijkse belasting voor slagwerk is bijvoorbeeld 85 dB en voor een koperinstrument is dat zelfs 88 dB. Later is dat nog eens gedaan bij het Concertgebouworkest en daar zien we zelfs iets hogere geluidniveaus.

Uit onderzoek is gebleken dat bij 75% van alle beroepsmusici gehoorproblemen voor komen, zoals gehoorverlies, oorsuizen, overgevoeligheid voor geluid, waar¬neming van verschillende toonhoogtes links/rechts en vervorming in de waarneming van geluid. Het lijkt erop dat de geluidniveaus waaraan we in de muziek blootgesteld worden de afgelopen decennia langzamerhand gestegen zijn en daarmee ook de omvang van de problematiek, die zelfs leidt tot arbeidsongeschiktheid.

Enkele jaren geleden is er zelfs een convenant gesloten tussen overheid, directies van de beroepsorkesten en musici. Hierin is plaats voor voorlichting (reeds op jonge leeftijd, bijvoorbeeld op muziekscholen en conservatoria), preventie, protectie (niet alleen gehoorbeschermingsmiddelen) en revalida¬tie (indien mogelijk).

Het GFO oefent één keer in de twee weken een ochtend en soms een hele dag. De muzikanten oefenen thuis en meestal spelen zij ook nog bij een eigen vereniging. Net als andere gezelschappen zitten wij meestal niet in akoestisch verantwoorde ruimten zoals dat bij profesionele orkesten wel het geval is. We hebben sinds enige tijd een decibelmeter tot onze beschikking, en zien dat wij meestal boven de 85 dB(A) aan geluid produceren en regelmatig zelfs boven de 100 dB uitkomen. Wat zijn voor het GFO en muziekverenigingen die éénmaal in de week twee tot drie uur gezamenlijk repeteren de risico’s?

Voor hout- en koperblazers die in hun vrije tijd muziek maken is er weinig risico op gehoorschade. Alleen in orkestverband als er in korte tijd hele hoge niveaus voorkomen, rond 100 dB(A), en dan ook alleen maar als dat regelmatig gebeurt. Wat wel vaker voorkomt is de persoonlijke gehoorschade door “ongelukjes” als iemand “in de oren” van een ander “toetert”. Er zijn verschillende soorten gehoorbescherming mogelijk: meer ruimte in een orkestopstelling, een grotere afstand tot reflecterende wanden, meer afstand houden tot luidsprekers, geluidisolerende schermen plaatsen, zithoogtes differentiëren in de orkestopstelling en het gebruik van persoonlijke gehoorbescherming zoals jullie nu doen met op maat gemaakte oorstukjes.

Wij beschikken niet over een eigen repetitieruimte en over het algemeen is het niet mogelijk om ruimer te gaan gaan zitten. Grotere afstanden tot reflecterende wanden en/of het plaatsen van verhogingen (minstens 1.60 meter hoogteverschil) zijn meestal ook niet mogelijk, omdat we met 65 personen net in die ruimtes passen. Tijdens concerten streven we ernaar om het slagwerk hoger te plaatsen dan de rest van het orkest (zodat bijvoorbeeld de bekkens niet op oorhoogte van de bassen staan). We zijn daarom ook heel erg nieuwsgierig naar de op maatgemaakte oordoppen en het effect daarvan op de beleving van de muziek. Binnen het orkest zijn er een aantal mensen die reeds ervaring hebben opgedaan met opmaat gemaakte gehoorbescherming, maar voor de meeste muzikanten is het een nieuw fenomeen. Nog een laatste vraag; oordoppen geven bij sommige muzikanten een dof gevoel in het oor en beïnvloeden dan de waarneming van de muziek negatief. Hoe komt dat?

Dit heet het occlusie effect, ofwel het “opgesloten gevoel”: in de gehoorgang treedt ongewenste resonantie van geluid op. Omdat je er toch niet aan ontkomt om passende gehoorbescherming te dragen is comfort belangrijk, en doe je er verstandig aan om altijd oordoppen bij je te hebben voor het geval er muziek gespeeld wordt met hoge geluidniveaus. De ervaring leert dat als je dat ’n poosje, bijvoorbeeld drie maanden lang ervaren hebt, dat je er dan ook redelijk aan gewend bent.

Dr. ir. Jan de Laat, hartelijk dank voor uw bijdrage aan onze pilot en graag tot ziens bij één van onze optredens!

Dr.ir. J.A.P.M. de Laat, klinisch-fysicus – audioloog, Audiologisch Centrum, Leids Universitair Medisch Centrum
Postbus 9600, 2300 RC Leiden, e-mail adres: japmdelaat@lumc.nl